Reglement van de Commissie ethiek en deontologie | BVRGS - Belgische Vereniging voor Relatietherapie Gezinstherapie en Systeemcounseling

Belgische Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie en Systeemcounseling
Afbeelding

Reglement van de Commissie ethiek en deontologie

27 oktober 2015

Titel I.  Adviesaanvraag bij de Ethische Commissie

Artikel 1.

Elk lid van het BVRGS kan zich met vragen van deontologische of ethische aard wenden tot de Ethische Commissie voor het bekomen van een advies. De Commissie waakt over de anonimiteit van de aanvrager.

Artikel 2.

  • Elke adviesaanvraag dient elektronisch te worden toegestuurd aan het secretariaat van het BVRGS, gericht aan de voorzitter van de Ethische Commissie. Het secretariaat zal vervolgens nagaan of de aanvrager lid is van het BVRGS.
  • Indien de aanvrager lid is van het BVRGS wordt de adviesaanvraag doorgestuurd naar de Ethische Commissie en wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gebracht.
  • Indien de aanvrager geen lid is van het BVRGS, zal het secretariaat de aanvrager op de hoogte stellen dat zijn adviesaanvraag niet kan behandeld worden.

Artikel 3.

De Ethische Commissie stelt het betrokken lid op de hoogte van haar advies per elektronische post. De Commissie behoudt zich het recht voor om haar adviezen openbaar te maken. Hierbij wordt echter altijd gewaakt over de anonimiteit van de aanvrager.

Titel II. Klachtenprocedure bij de Deontologische commissie

Afdeling 1. Melding van de klacht

Artikel 4.

Elke persoon kan een klacht indienen tegen een lid van de BVRGS waarvan hij meent dat deze zich heeft gedragen in strijd met de deontologische code van de BVRGS.

Artikel 5.

Bij elke klacht dient het hiertoe opgestelde klachtenformulier elektronisch te worden toegestuurd aan het secretariaat van de BVRGS, gericht aan de voorzitter van de Deontologische Commissie. Het secretariaat zal vervolgens nagaan of de betrokken persoon of personen tegen wie de klacht is gericht, lid zijn van de BVRGS.

Indien de persoon of personen lid zijn van de BVRGS wordt de klacht doorgestuurd naar de Deontologische Commissie en wordt de indiener hiervan door het secretariaat op de hoogte gebracht.

Indien de betrokken persoon of personen geen lid zijn van de BVRGS, zal het secretariaat de indiener op de hoogte stellen dat zijn klacht niet kan behandeld worden.

Artikel 6.

Elke klacht dient de volgende elementen te bevatten:

  1. Naam van de persoon of personen die een klacht wensen in te dienen;
  2. Naam van het lid of de leden van de BVRGS tegen wie de klacht gericht is;
  3. De reden van de klacht, kort en bondig omschreven;
  4. Zo veel mogelijk ondersteunende informatie;
  5. Alle andere instanties die zijn ingelicht over deze klacht of die deze behandelen.

De Commissie heeft het recht om op elk moment bijkomende informatie op te vragen alvorens verder over te gaan tot de behandeling van de klacht.

Afdeling 2. Behandeling van de klacht

Artikel 7.

Indien de Deontologische Commissie op basis van de verstrekte gegevens bij indiening van de klacht van oordeel is dat de klacht manifest ongegrond is, kan zij meteen overgaan tot het nemen van een beslissing zonder verdere behandeling.

Artikel 8.

Indien de Commissie van oordeel is dat de klacht verdere behandeling vereist, wordt de indiener en het betrokken lid of de betrokken leden hiervan op de hoogte gebracht. Het betrokken lid wordt tegelijkertijd ingelicht over de inhoud van de klacht.

Alle betrokken partijen mogen vanaf deze kennisgeving geen rechtstreeks contact meer met elkaar opnemen, noch via hun vertegenwoordigers, tenzij de Commissie anders beslist. Elke poging tot bemiddeling, desgevallend op initiatief van de Commissie zelf, of elk contact verloopt via de Commissie.

Artikel 9.

Samen met deze kennisgeving wordt aan de partijen meegedeeld dat zij elk de kans krijgen om hun standpunt uiteen te zetten. De Commissie behoudt hierbij het recht om bijkomend onderzoek te voeren.

Artikel 10.

Elke partij kan indien zij dit wenst, gehoord worden door de Commissie. Zij vragen dit tijdig aan. De Commissie kan ook op eigen initiatief elke partij hiervoor uitnodigen.

Indien de Commissie dit opportuun acht, kan zij overgaan tot bemiddeling tussen de twee partijen. Indien een bemiddelde oplossing wordt bereikt, kan de Commissie de procedure afsluiten zonder gevolg.

Afdeling 3. Beslissing van de Commissie

Artikel 11.

Bij het nemen van een beslissing beschikt de Commissie over de volgende mogelijkheden:

  • De klacht is ongegrond;
  • De klacht is gegrond;
  • De procedure wordt afgesloten zonder gevolg;

Zij kan echter ook besluiten de procedure tijdelijk te schorsen indien zij dit opportuun acht.

Artikel 12.

Indien de Commissie oordeelt dat de klacht gegrond is, kan zij overgaan tot het opleggen van sancties geregeld onder Titel IV, doch zij kan ook oordelen dat een sanctie niet aan de orde is. Ongeacht de Commissie de klacht gegrond of ongegrond acht, kan ze overgaan tot het opleggen van maatregelen geregeld onder Titel IV.

Artikel 13.

Alle betrokken partijen worden op de hoogte gebracht van de beslissing van de Commissie. Deze wordt eveneens overgemaakt aan de Raad van Bestuur.

Afdeling 4. Beroepsmogelijkheid

Artikel 14.

Elke betrokken partij die het niet eens is met de beslissing van de Deontologische Commissie, heeft de mogelijkheid om dit elektronisch aan haar mee te delen binnen een maand na de ontvangst van de beslissing. Deze mededeling wordt vervolgens samen met de beslissing van de Deontologische Commissie voorgelegd aan de raad van bestuur. De raad van bestuur besluit vervolgens om de beslissing te bevestigen of te hervormen. Eens de raad van bestuur een besluit heeft genomen wordt de beslissing definitief.

Afdeling 5. Afstand van klacht

Artikel 15.

De indiener heeft het recht om op elk moment zijn klacht te laten vallen. De Commissie kan dan besluiten de klachtenprocedure af te sluiten zonder gevolg maar heeft ook de mogelijkheid om zelf verder te gaan met het onderzoek in het kader van haar onderzoeksrecht.

Titel III. Onderzoeksrecht

Artikel 16.

De Commissie heeft het recht om zelf over te gaan tot onderzoek als zij er van op de hoogte zou komen dat een lid van de BVRGS zich zou gedragen hebben in strijd met de deontologische code van de BVRGS of in strijd met een definitieve beslissing.

Artikel 17.

Indien de Commissie na onderzoek meent dat er gegronde redenen zijn om bovenvermelde strijdigheden te vermoeden, neemt ze contact op met het betrokken lid. Deze krijgt, indien hij dit wenst, de gelegenheid gehoord te worden of de Commissie kan dit verzoeken.

Artikel 18.

De Deontologische Commissie kan na het uitoefenen van haar onderzoeksrecht op dezelfde manier overgaan tot het nemen van een beslissing als bij de klachtenprocedure, die eveneens wordt meegedeeld aan de Raad van Bestuur. Het betrokken lid beschikt over dezelfde beroepsmogelijkheid als bij de klachtenprocedure.

Titel IV. Maatregelen en sancties

Artikel 19.

De mogelijk sancties zijn de volgende:

  • Een schriftelijke waarschuwing;
  • Een tijdelijke schorsing;
  • Een definitieve uitsluiting.

Artikel 20.

De mogelijke maatregelen zijn de volgende:

  • Een verplichte supervisie, te volgen bij een supervisor erkend door de BVRGS, waarbij de Commissie het aantal supervisiegesprekken kan bepalen. Na het beëindigen van de supervisie bezorgen het betrokken lid en de supervisor elk een kort verslag aan de deontologische commissie over het verloop en de bevindingen waarna de Commissie een nieuwe beslissing kan nemen.
  • Een tijdelijke schorsing alvorens over te gaan tot een beslissing ten gronde.